Société des Missions Africaines – Province de Hollande
![]() |
né le 6 juin 1918 à Blitterswijk dans le diocèse de Roermond, Hollande membre de la SMA le 15 juin 1938 prêtre le 8 mars 1942 décédé le 20 septembre 1992 |
1942-1944 Nijmegen, étudiant à l’université décédé à Cadier en Keer, Hollande, le 20 septembre 1992 |
Pater Jan GOOREN (1918 – 1992)
Afkomst.
Johannes Leonardus Gerardus Gooren, zoon van Gerardus Hubertus Gooren en Joanna Cornelissen, werd geboren te Blitterswijck op 6 juni 1918. Zijn vader was landbouwer. Jan had meerdere broers, waarvan er één op 9-jarige leeftijd is overleden.
Opleiding.
Na de lagere school ging Jan, in 1930, naar de missionarisop¬leiding van de S.M.A. in huize Nieuw Herlaer te St. Michiels¬gestel en vandaar, twee jaar later, naar het missie-college te Cadier en Keer. In 1936 ging hij voor zijn hogere studies naar Hastings in Engeland. Aan het eind van de philosophie werd hij. op 15 juli 1938, tijdelijk lid van de Sociëteit. Tijdens de zomervakantie na zijn eerste jaar theo¬logie brak de wereld¬oor¬log uit, en werd het seminarie ‘Ore Place’ te Has¬tings gecon¬fisceerd door het britse leger. In november 1939 werd de studie van de theologie voortgezet in het gehuurde klooster van de paters Jezuïeten te Aalbeek in de gemeente Hulsberg.
Op 28 juni 1941 werd hij permanent lid van de Sociëteit en op 8 maart 1942 werd hij in de parochiekerk te Hulsberg door Mgr. Lemmens priester gewijd.
Jan was een goed student. Tijdens zijn seminariejaren werd steeds vermeld als « special aptitudes: musique instrumentale, et langues anciennes ». Hij had tevens een fantastisch geheu¬gen, doch …. ook een temperamentvol karakter. Hij was wat geslo¬ten en zenuw-achtig, enigszins kritisch en wat brommerig van aanleg. Hij kon, blij en humo¬ristisch, met mensen omgaan en wist contacten met hen op te bouwen. Hij kon reeds smake¬lijk voor¬uit lachen om zijn tallozen moppen, bakken, ‘witzen’ of wat dan ook, die hij blijkbaar onuitputte¬lijk ten gehore kon brengen.
Missionaris.
Vertrek naar de missie was wegens de oorlog onmogelijk. Pater Jan Gooren kreeg een studieopdracht om aan de universiteit van Nijme¬gen Heilige Schrift te gaan studeren. Doch ook hij was een van de mensen, die door de Sicherheitsdienst werd opgepikt in het S.M.A.-huis aan de Canisiussingel te Nijmegen (zie no. 90 & 91 Plas en Breukel Okt. 1973). Een week of zes heeft Jan in voorarrest vastgezeten in de strafgevangenis te Schevenin¬gen, het zogeheten ‘Oranjehotel’.
Nadat hij vrij kwam, heeft hij zijn studie van de H. Schrift voortgezet bij de paters Jezuïeten te Heerlen van december 1943 tot juli 1944. Hij was op vakantie bij zijn familie toen het oorlogsgeweld in zuidelijk Nederland losbarstte. Eerst kwamen veel vluchtelingen naar Blitters¬wijck, waar Jan nog het geluk had aan een grote razzia van de Duitsers te ontsnappen, door zich 3 dagen en nachten schuil te houden onder het puin van de kapot geschoten kerk.
Blitterswijck lag in de vuurli¬nie en dat was niet over, toen eind november de bevrijding kwam. Temidden van gedurig gra¬naatvuur werd het dorp geëvacueerd en moesten ze een 100 meter ver door een halve meter water waden in de bittere kou, voor¬dat ze met de engelse trucs naar Venray getransporteerd wer¬den. Jan vond onderdak te Merselo voordat hij in februari met zijn ouders verhuisde naar Meerlo. Vanuit Merselo ging hij nog regelmatig terug naar Blitterswijck om Mis te lezen voor de achtergebleven onderduikers in de schuil¬kelders. De vele granaataanvallen maakte deze onderneming nog extra gevaarlijk. Van Pasen 1945 tot september heeft Jan les gegeven in het seminarie te Aalbeek. Hierna kon hij zich voorbereiden op zijn vertrek naar de missie.
Op 22 april 1946 vertrok hij naar Afrika. Hij werd benoemd voor het seminarie te Amisano. Vier jaar heeft hij daar H. Schrift gedoceerd.
Na terugkeer van zijn vakantie in Nederland, werd hij begin 1951 benoemd voor het bisdom Kumasi. Hij werd benoemd tot assistent aan de kathedrale kerk. Daar heeft hij een zeer zware en de meest bewogen en rumoerige tijd meegemaakt. In snel tempo volgden de gebeurtenissen elkaar op: het Eucharis¬tisch Congres; het vertrek van Mgr. Paulissen en het daarop volgend ontslag; de roep om een engelse bisschop; de benoeming van Mgr. van den Bronk; de protesten van een groep binnen de gemeenschap van Kumasi; de politieke onrust; de dreigementen en aanvallen, ook op de priesters (zie H. Smeele 8.04.1986). Dit alles heeft Jan van zeer nabij meegemaakt, was er zelf bij betrokken. Dit kwam de zenuwen van hem, met zijn temperament¬vol karakter, niet ten goede. Daarbij was het advies van de overheden, dat de direct betrokkenen van de missie in Kumasi vandaar zouden vertrekken.
Pater Gooren werd in januari 1955 overgeplaatst naar het voorbereidingsseminarie te Jamasi. Ruim een jaar hierna ging hij, met zijn zware motor, met de ‘Nigerstroom’ op vakantie naar Nederland. Met dezelfde boot kwam hij in oktober 1956 terug naar Ghana en reed vanaf de boot in Takoradi op zijn motor naar Kumasi. Drie dingen waren in zijn missiejaren kenmerkend voor hem: zijn zware motor, zijn dure foto-camera, en een brandende sigaret tussen zijn lippen. De laatste twee zouden dat blijven voor bijna de rest van zijn leven.
Na invalsbeurten voor pastoors op vakantie te Agroyesum en Bechem, werd hij, in april 1958, benoemd tot pastoor van Bere¬kum. Toch waren de oorlogstijd met gevangenneming en granaat¬beschietingen, en de kerkelijke en politieke strijd te Kumasi
traumatische ervaringen voor pater Gooren, die zeker invloed op zijn leven gehad zullen hebben. « Tout savoir, c’est tout pardonner », zei algemeen bestuurslid Wim van Frankenhuijsen tijdens de gedachtenisdienst in het generalaat te Rome in september 1992.
In november 1959 kwam Jan Gooren definitief terug naar Neder¬land. In maart 1960 kwam hij naar Aalbeek. Hij werd benoemd tot documentalist van het Afrika Centrum. Hij heeft dit gron¬dig aangepakt en begon met een cursus voor documentalist te volgen. In 1964 verhuisde hij naar Cadier en Keer, waar het museum ondergebracht was, en waar hij, eerst een paar jaar samen met Ad Juijn en daarna met Gerard Joosten, de dage¬lijkse zorg voor het museum op zich nam onder leiding van F. v. Trigt. Het Afrika Centrum was in opbouw en ook de paters Harrie Huis¬kamp, Huub Jacobi, Toon Bouchier en anderen waren hierbij betrokken. De ver¬koop – en ruilbeurs speelden hierin ook een grote rol. Dit vergde nogal tijd van voorbereiding met veel correspondentie en administratie.
In de zeventiger jaren kwamen er veel veranderingen. Cadier en Keer, als opleidingshuis voor missionarissen, werd gesloten en zoekend naar zinvolle bestemming voor de ruimtes in de gebou¬wen, was de stichting SIVOS opgericht, een Stich¬tings-Insti¬tuut¬-Voor-Ontwikkelings-Samenwerking. De ethnographi¬sche collectie van het museum en de Afrika-bibliotheek werden ter beschikking gesteld voor het educatieve doel van SIVOS. Van de staf werd veel teamwerk vereist. Doch Jan Gooren had bijna altijd nagenoeg zelfstandig kunnen werken en ook had hij mogelijk een andere visie met betrekking tot de aanpak.
In september 1976 aanvaardde hij een functie bij ‘Missio’ in Aken, waar hij kwam te werken op de afrika-afdeling. Tot september 1986 heeft hij daar met plezier gewerkt. Hij werd de contact- en vertrouwensman van meerdere afrikaanse bisschop¬pen. Met name werd hij de toeverlaat van zijn oud-leerling John K. Amissah, nú aartsbisschop van Cape Coast.
Al die jaren, dat hij bij ‘Missio’ werkte, bleef hij wonen in het missiehuis te Cadier en Keer en ging van daaruit dagelijks naar Aken. Zijn zware motor had nu plaatsgemaakt voor een Volkswagentje, waarin hij steeds plaats nam met enige inspan¬ning, vanwege zijn zwaar lichaam.
Jaarlijks nam hij deel aan de reünie van een groep doktoren en verpleeg¬sters, die tijdens de periode van Mgr. v.d. Bronk bij hem in zijn bisdom werkten. Ook was hij bij elke festiviteit in het missiehuis aanwe¬zig met zijn onafscheidelijke camera, om een fotore-portage te maken.
Toen het moment aanbrak, dat hij ‘Missio’ moest verlaten wegens de pensioengerechtigde leeftijd, werd hem gevraagd om in Rome de ontstane vacature van algemeen econoom van de Sociëteit op zich te nemen. Rome was hem niet helemaal onbe¬kend. Hij was er al eens een paar maanden geweest om als documentalist te advise¬ren met de opbouw van het ar-chief. Van december 1986 tot na de algemene vergadering van 1989 heeft hij dat gedaan. Opnieuw ontmoette hij veel bekende bisschoppen uit West-Afrika, die hij voorheen dikwijls bij ‘Missio’ ont¬moet had. Zoals we hem kenden, bleef hij wat knorren en grom¬men, maar bleef zich inzetten voor de mensen en maakte gedurig weer nieuwe contacten. Zo had hij al spoedig een goede ver¬standhouding met de Zwitserse garde in het Vaticaan, waardoor hij niet steeds de lange trappen op hoefde te klimmen, doch met instemming gebruik kon maken van de lift in het Vaticaan.
Hij was intus¬sen de zeventig gepas¬seerd, en kwam terug naar Neder¬land. Jan moest en wilde werken!
Daarom werd hem toen de reorga¬nisa¬tie van het archief van de provincie aange¬boden. Hij nam dit graag aan, maar heeft er, helaas, niet veel meer aan kunnen doen.
Gestorven.
Weldra begon hij te sukkelen met zijn gezondheid en dit werd steeds erger. Op 15 april 1992 kreeg hij te horen wat hij mogelijk zelf reeds vermoedde: het was longkanker. Deze slo¬pende ziekte bezorgde hem een lange lijdensweg. Veel steun heeft hij de laatste maanden gehad van Truus Soemers, één van de reünis¬ten, die in dezelfde tijd als Jan, als verpleegkundi¬ge in het bisdom Kumasi werkte. Zij heeft Jan de laatste maanden dage¬lijks verzorgd.
Op 2 juli heeft Jan de ziekenzalving ontvangen en daarna zijn laatste wilsbeschikking gedicteerd aan pater Gerrit van Hout, met Truus Soemers als getuige. Het contante aanwezige geld moest besteed worden aan een melaatsenkamp van Mgr. Albert Fasino van Ijebu-Ode in Nigeria, aan wie hij ook reeds zijn kelk had afgestaan, toen deze hem onlangs in Keer had bezocht.
Op 20 september 1992, om 13.40 uur, is pater Jan Gooren over¬leden in het missiehuis te Cadier en Keer. Hij werd 74 jaar. Onder grote belangstelling vond de uitvaartdienst plaats in de kapel van het missiehuis. Op verzoek van Jan zelf ging Arjen Rijpkema voor in de dienst met concelebratie van Mgr. Sarpong (in Nederland op zijn jaarlijks bezoek aan europa), algemeen overste Paddy Har¬rington (op doorreis naar Afrika), provinci¬aal Storcken, Peter Turkson (enkele maanden verblijvend in Nijmegen voor zijn bisschopsbe-noeming) en drie klasgenoten (Brockhoff, Gijselaers en Wagema¬kers). Vóór de absoute, waarin de provinciaal voorging, hield Mgr. Sarpong nog een toespraak¬je, waarin hij zeer uitbundig was in het prijzen van Jan, met speciale referentie ook naar de relatie met Mgr. Amissah, die in die week, precies een jaar geleden, verongelukte.
Terzelfdertijd werd in het generalaat in Rome, waar Jan on¬langs nog, een paar jaar gewerkt had, een dienst voor hem gehouden. Bestuurslid Wim van Frankenhuijsen, in zijn homilie, prees zijn loya¬liteit ten opzichte van de Sociëteit en zijn behulpzaamheid voor anderen, met name zijn confraters en de afrikaanse bis¬schoppen. Ook wees hij op de trauma¬tische erva¬ringen in zijn leven, en vroeg begrip voor zijn menselijke tekorten. Jan werd begraven bij zijn collega’s op het kerkhof nabij het missiehuis te Cadier en Keer.
Bronnen:
– Archief nederl. provincie S.M.A., Cadier en Keer.
– Onze Krant, nr. 94, december 1992.